Republic

Een vondst in een vondst: de ‘verloren’ Post Acta van de Synode van Dordrecht (1618-1619) in de resoluties van de Staten-Generaal

Door: Janny Herfst

Als archiefonderzoeker, dat ben je als vrijwilliger van het Goetgevonden!-project natuurlijk ook een beetje, kom je vaak bijzondere historische verhalen tegen. Onlangs ervoer ik het Droste effect toen ik een besluit uit juni 1668 in de resoluties van de Staten-Generaal aantrof waarin ik las dat een groep predikanten en gedeputeerden van de Staten-Generaal in de 17e eeuw zélf ook een zeer belangrijke vondst hadden gedaan. Ze vonden de Post Acta van de Synodale Acten terug, die waren opgesteld naar aanleiding van de Synode van Dordrecht in 1618 en 1619. Op dat moment werd nog gedacht dat de Post Acta vermist waren. De Synode van Dordrecht is één van de belangrijkste gebeurtenissen uit de kerkelijke geschiedenis van Nederland, wat deze vondst in de resoluties op zijn minst opmerkelijk maakt. 

De opening van de Synode van Dordrecht, 1618, anoniem, naar François Schillemans 1619-1699 (via: Rijksstudio)

Het begon allemaal met een eerste verzoek aan de Staten-Generaal van ‘predicanten gecommitteert uijt de respective Sijnoden der Vereenichde Nederlanden’ om te mogen onderzoeken of de Synodale acten, die in een kist in Den Haag werden bewaard, nog wel in goede staat waren. De predikanten vonden het hoog tijd om de documenten weer eens te inspecteren. Daarbij zouden de Staten-Generaal wel enkele heren uit hun midden moeten afvaardigen om toezicht te houden op die inspectie. Dat werden Schotanus en Schrieck. Daarnaast werd er besloten om tegelijkertijd de Autographa van de nieuwe versie van het Oude en Nieuwe Testament, die op het Stadhuis van Leiden werden bewaard, te inspecteren. De burgemeester werd ingelicht en zo geschiedde. De heren vertrokken naar Leiden waar ze allervriendelijkst werden ontvangen en zelfs geschenken kregen. 

De volgende dag al, op 14 juni 1668, werd er rapport bij de Staten-Generaal uitgebracht. Met de Autographa van het Oude en Nieuwe Testament zat het wel goed, de documenten waren ingebonden en goed bewaard. De Synodale Acten daarentegen had men in veel minder goede staat aangetroffen. ‘..als sijnde, van soo een groot aenbelangh niet soe wel geconditionneert sijn, noch oock in soo een goede kiste bewaert werden, als het gewicht der saecken wel scheijnt te vereijsschen..’. Er werd dus op aangedrongen om opdracht te geven ook die documenten goed te verzorgen en in te binden om verder verderf te voorkomen. 

Maar er werd nog iets heel anders gerapporteerd: de vondst van documenten waarvan lang werd gedacht dat ze vermist waren of verloren gegaan. De passage in de resoluties hierover luidde als volgt:

‘Ten tweeden, soo en connen sij Gedeputeerden niet onderlaten uwe Ho:Mo: bekent te maecken, dat in dese laetste visitatie der Sijnodale schriften door het nauwkeurich naesien, gevonden sijn de post acta sijnodi Nationalis, sijnde de handelingen der saecken, nae dat de uijtheemsche Theologen vertrocken waren welcke post acta men veel Jaren, nae den anderen gemeent heeft vermist en verlooren te sijn, de wijle nu hier en daer in druck gesien wert seecker blauwe, boecxken geintituleert post acta nationalis het welcke sonder publijcque authoriteijt is uijtgegeven, en ten overstaen van haer Ed:Mo: de heeren Schotanus, ende van Schrieck, uwe Ho:Mo: Gedeputeerden, met het authentijcque dat geschreven is met de hand D.Testi, Homium, saliger gewesen snodi Notia. Scriba, gecollationneert, en bevonden is seer defectueux.’

Vooral dit laatste vond ik een bijzonder spannend verhaal en met hulp van het Goetgevonden!-projectteam ging ik verder op onderzoek uit. 

Het verbaast natuurlijk niet dat de heren Ho:Mo: opdracht gaven om de teruggevonden documenten te laten binden en in een goede kist op te bergen, maar ook gaven ze opdracht om de Post Acta te laten drukken. Inderdaad is er een uitgave van de Post Acta gedateerd 1668, in het Latijn. In 1669 verscheen een vertaling in het Nederlands. 

Wat mij opviel is hoe rustig er op de ontdekking werd gereageerd. De ‘eerlijke vinders’ werden niet eens ‘voor de genomene moeijte bedanckt’. Of schaamden de heren zich een beetje? Ze hadden namelijk met de neus gekeken. Het antwoord op mijn vragen bleek te vinden in het boek De Post-acta of Nahandelingen van de Nationale Synode van Dordrect in 1618 en 1619 gehouden, naar den authentieken tekst in het Latijn en Nederlandsch uitgegeven met toelichtingen voorzien door Dr. H.H. Kuyper. Blijkbaar keken de Gedeputeerden die de acten inspecteerden alleen naar de Registers, maar niet naar de documenten zelf. Omdat de Post-Acta niet in die Registers waren opgenomen kwam het verhaal in de wereld dat de Post-Acta zoek waren. De commissie die een en ander in juni 1668 nakeek, bleek wat snuggerder en bekeek de documenten wél, stelt Kuyper. 

Wat mij verder opviel bij de ondertekening van de rapportage uit 1668 is de naam P. Platsvoet (moet zijn Platevoet), genaempt Plancius, Coetus deputatorum Scriba. Het kan toch haast niet anders dan dat dit een van de nazaten is van de bekende Petrus Plancius die een hoofdrol speelde in de geschiedenis van de Synode van Dordrecht. Hij kreeg zeven zonen van wie er zes predikant werden.

Verder lezen?

Het boek H.H. Kuyper, De Post-acta of Nahandelingen van de Nationale Synode van Dordrect in 1618 en 1619 gehouden, naar den authentieken tekst in het Latijn en Nederlandsch uitgegeven met toelichtingen voorzien (Amsterdam 1899) is online toegankelijk via: https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMUBVU05:000000709 .