Republic

Mijn stage bij het REPUBLIC-project en het KNHG-congres over het Rampjaar

Foto van Esther van Velden; in een verslag van historici.nl over het KNHG-voorjaarscongres

Op 22 april presenteerde het REPUBLIC Team op het congres ‘Bloed, Kruit en Tranen. Betekenis van het Rampjaar 1672’. Het Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap (KNHG) organiseerde dit congres in samenwerking met het Platform Rampjaar Herdenking en Vrienden van de Witt.  Een groot aantal historici en deskundigen hielden discussies en vertelden over het rampjaar in het Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC). Het BHIC is gevestigd in de Citadel van Den Bosch. Als stageopdracht mocht ik hier ook iets vertellen. Samen met Rik Hoekstra liep ik van het station naar de Citadel. Bij aankomst kwamen we via de brug ingang naar binnen. Er lag een indrukwekkende slotgracht om het fort heen. 

De Citadel deed me denken aan 1672. Toen maakten de inwoners van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden echt een rampjaar mee. Zij moesten het opnemen tegen een alliantie van de Franse koning, het hertogdom van Münster en de Engelse koning. In 1672 staken de Hollanders opzettelijk hun dijken door. Zij lieten hun polders overstromen. Zo beschermde De Hollandse Waterlinie het gewest tegen de Fransen. De Republiek was in gevaar, maar dit hield de Staten Generaal niet tegen te vergaderen in Den Haag. Het dagelijks leven ging door, voor zover dat kon. Verslagen van de vergaderingen in de Staten Generaal werden niet gemaakt, maar hun beslissingen kwamen wel op papier. Dit zijn de resoluties. Professionele geschiedschrijving was er toen nog niet. Maar toch kunnen we op zekere hoogte te weten komen wat de regenten allemaal wel en niet dachten tijdens het rampjaar van 1672, met behulp van de nagelaten bronnen. Hieronder vallen de resoluties van de Staten-Generaal.


Deze resoluties zijn  allemaal op papier gezet door een griffier. Gedurende het bestaan van de Republiek zijn er naar schatting een miljoen resoluties uitgevaardigd! Tijdens het Rampjaar ging het om zo’n 4000  ‘ordinaris’ (gewone) besluiten. Daarnaast zijn er ook nog zo’n 2000 ‘secrete’ (geheime) resoluties. Tegenwoordig zijn beide bronnen beschikbaar in het Nationaal Archief. Het Huygens Instituut heeft zich tot doel gesteld alle resoluties verder te ontsluiten in het REPUBLIC-project. Dit project heeft een looptijd van vijf jaar en zal resulteren in een webapplicatie waarmee het materiaal kan worden doorzocht. De afgelopen maanden liep ik, geschiedenisstudent van de Universiteit Leiden, stage bij dit project.
De gedrukte resoluties uit de achttiende eeuw zijn inmiddels al doorzoekbaar in een openbaar toegankelijk prototype. In de uiteindelijke applicatie zullen ook de zestiende- en zeventiende-eeuwse resoluties worden opgenomen. Voor deze handgeschreven resoluties moet Handwritten Text Recognition (HTR) worden gebruikt en dit proces is nog gaande. Hiervoor speelt crowdsourcing een rol. Met dank aan een groep vrijwilligers van het velehandenproject ‘Goetgevonden!’ zijn de resoluties van 1672 tot zekere hoogte ontsloten. Ook de layout vrijwilligers van het Transkribus programma onder begeleiding van Ronald Sluijter hebben hiervoor een belangrijke rol gespeeld.


Onze bijdrage in het KNHG congres behandelde verschillende onderwerpen. De sessie werd gemodereerd door Joris Oddens. Femke Gordijn vertelde eerst over de vrijwilligers en het belang van hun bijdrage. Gordijn had in voorbereiding op het congres een van de vrijwilligers van Goetgevonden!, Janny Herfst, geïnterviewd over haar ervaringen met de resoluties van het Rampjaar. De resoluties ‘lazen’ volgens Herfst ‘als een boek’ en hadden haar een goed beeld gegeven van de verschillende functies van de Staten-Generaal, die uiteenliepen vanombudsman en scheidsrechter tot penningmeester en doorgeefluik.


Vervolgens besprak Hoekstra de mogelijkheid om de resoluties te koppelen aan andere digitale bronnen, namelijk de brieven van gezanten van de republiek in het buitenland. Hoekstra liet zien welke afgezanten het meest terugkwamen in de resoluties, en ging meer in het bijzonder in op het plan om de resoluties te koppelen aan een andere Huygens Resource, de correspondentie van Johan de Witt.
In het derde deel van de presentatie vertelden Gordijn en Marijn Koolen over het ontsluiten van ‘hoedanigheden’ in de toekomstige webapplicatie. Een deel van de resoluties heeft een indiener. Van deze indiener wordt hun hoedanigheid genoemd: ze zijn bijvoorbeeld weduwe, koopman of burgers van Amsterdam. Deze hoedanigheden kunnen worden gebruikt om de indieners in de applicatie te categoriseren. Koolen liet een grafiek zien van alle indieners die metselaar waren in de achttiende eeuw. Bijna alle indieningen kwamen uit januari. De metselaars zullen in januari wel een bonus hebben gekregen.


In het vierde en laatste deel van de presentatie introduceerde Oddens ons onderzoek naar ‘rampbesef’ in de Staten-Generaal. Hierna vertelde ik over de voorlopige resultaten van dit onderzoek. Maar eerst beschreef ik hoe mijn bijdrage aan het Republic project gedurende mijn stage vorm had gekregen. We kwamen niet opeens bij het idee ‘rampbesef’ te gaan onderzoeken in de resoluties. Dit was een proces van gericht experimenteren onder begeleiding van het team. In de eerste maand zou ik historische gebeurtenissen proberen te koppelen aan de resoluties, maar dat bleek bij het merendeel van de resoluties een lastige opgave. In de reguliere resoluties worden de alledaagse zaken besproken. De secrete resoluties behandelden oorlogszaken. We kwamen in de reguliere resoluties wel veel woorden tegen die uitdrukking leken te geven aan het gevoel te leven in rampzalige tijden. De reguliere resoluties behandelden dus de alledaagse gevolgen van deze rampzalige tijden. Een goed voorbeeld hiervan is een invoerverbod op Franse brandewijn op 8 Juni, 1672. Vanwege de ‘jegenwoordigen droevigen Oorlogh’ met de Fransen moesten ze hun wijn ook maar verbieden. 8 Juni was overigens ook de datum dat de Hollanders besloten hun dijken door te prikken. Hier kon ik niets van vinden in de reguliere resoluties. Maar ‘rampbesef’ kwam wel steeds terug.


We besloten dit systematischer te onderzoeken en ik kreeg de opdracht alle voorkomens van het woord ‘tijden’ te analyseren en onder andere vast te stellen welk percentage bijvoeglijk naamwoorden bij zich droeg die getuigden van ‘zware’ tijden. Daarnaast kreeg ik de opdracht de voorkomens in te delen in verwijzingen naar het heden, het verleden, of naar een neutrale beschrijving van de tijd. Na het categoriseren van de voorkomens van ‘tijden’ in het rampjaar naar context en tijd, heb ik dit ook gedaan voor twee andere perioden in de achttiende eeuw. Door deze resultaten te vergelijken beantwoorden wij de vraag of het historische beeld wat we hebben van een periode wordt bevestigd door een contextuele indeling van de reguliere resoluties te maken wanneer het gaat om de voorkomens van ‘tijden’.

Links: Indeling op basis van het verwijzen naar een rampzalige of normale tijd. Rechts: Indeling op basis van een verwijzing naar het heden, verleden, of een neutrale verwijzing (in de voorkomens van ‘tijden’)

Op basis van dit korte onderzoek stelden we vast dat op deze manier het besef in normale of zware tijden te leven ook in kaart kan worden gebracht voor de gehele bestaansduur van de Republiek. Dit kan worden onderzocht in een later stadium van het project. Door de resultaten en het verloop van onze contributie aan het onderzoek naar ramp besef uit te leggen, werd voor mij de meerwaarde van de Digital Humanities duidelijk. Naast uitdagend, was het vooral een hele leuke ervaring om te mogen spreken op een congres van het KNHG. Het was nota bene in een vroegmodern fort!

Door: Misja Wessels (Student Geschiedenis aan de Universiteit Leiden)