In mijn beleving werden de eerste contacten tussen Nederland en Marokko gelegd met de komst van Marokkaanse gastarbeiders in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. Verrassend genoeg blijkt dit niet het geval. In 2005 verscheen het boek Marokko door Nederlandse ogen van Abdelkader Benali en Herman Obdeijn ter gelegenheid van 400 jaar betrekkingen tussen deze naties. De relatie tussen deze twee landen gaat namelijk terug tot 1605. Zo komen in de resoluties verschillende zaken naar voren die betrekking hebben op Marokko, zoals de vraag wie het onderkomen betaalde van de Marokkaanse afgezanten.
De Nederlandse handel en scheepvaart naar de Middellandse Zee breidden zich aan het einde van de zestiende eeuw uit. De vaart door de Straat van Gibraltar was echter niet veilig. Om de Spaanse oorlogsvloot te omzeilen, weken de Nederlandse schepen dan weleens uit naar Marokkaanse havens, waar zij doorgaans in beslag werden genomen. Dit was een reden voor de Republiek om een bondgenootschap te sluiten met Marokko, in navolging van Engeland dat sinds 1587 het recht had verworven om in Marokkaanse havens aan te leggen.
Al vanaf het midden van de zestiende eeuw werd er vanuit Antwerpen handel gedreven met Marokko, een traditie die in stand werd gehouden door de Antwerpse handelaar Bartolomeus Jacobsz die naar Amsterdam was uitgeweken. Hij attendeerde de Staten-Generaal in 1596 op het belang van de handel met Marokko en vroeg hen onderhandelingen met de sultan aan te gaan voor een verdrag dat de Nederlandse koopvaardijschepen toestond Marokkaanse havens binnen te varen als zij werden aangevallen door de Spanjaarden.
De Staten-Generaal gaven gehoor aan dit verzoek en stelden een brief op voor sultan Ahmed-al-Mansoer. In die brief wezen ze op de gemeenschappelijke vijand Spanje en pleitten voor vrije handel en toegang tot de Marokkaanse havens. Tot concrete resultaten heeft deze brief niet geleid, want al-Mansoer volgde een behoedzame koers in zijn buitenlandse politiek. Uiteraard was Spanje een bedreiging voor zijn land, maar aan de oostgrenzen werd hij geconfronteerd met de Ottomanen, in wie hij een nog grotere bedreiging zag. Hij wilde daarom Spanje niet al te veel in het harnas jagen door een bondgenootschap te sluiten met de Nederlanders.
Pas na de dood van al-Mansoer in 1603 werden nieuwe inspanningen ondernomen om tot een verdrag met Marokko te komen. Een jaar later sloten Engeland en Spanje vrede en dit verhoogde de druk voor de Republiek om nieuwe bondgenoten te zoeken in de strijd tegen Spanje. In 1605 stuurde de Staten-Generaal Pieter Maertensz Coy als gezant naar de sultan van Marrakesh. In de resolutie van 18 maart 1605 stond het volgende genoteerd:
‘Is gehandelt met Pieter Maertenz. Coye die aengenomen, ende hem verbonden heeft mette slaven verovert van de Galeyen van Sluys, die in Zeelant by den anderen gereet zyn om te vertrecken, hem te transporteren naer Barbarien’.
Coy nam als geschenk 135 Marokkanen mee die bij Sluis als galeislaven op een Spaans schip waren bevrijd. Coys missie kwam op een ongelukkig moment. Marokko werd intern verscheurd door twisten om de troon. In april 1608 schreef Coy dat hij in Marrakesh in veertien maanden bij zes verschillende koningen zijn opwachting had gemaakt en geschenken had uitgedeeld. De Staten-Generaal hadden echter maar beperkte financiële middelen ter beschikking gesteld, wat ervoor zorgde dat een groot deel van zijn eigen vermogen opging aan de noodzakelijke geschenken. Zijn situatie werd uiteindelijk zo benard dat hij in 1609 naar Nederland moest terugkeren.
Toch was zijn reis niet helemaal voor niks geweest. Nadat de eerste contacten waren gelegd, was het nu Marokko dat een verdrag wilde met de Republiek. Alleen had de Republiek haar bedenkingen bij een mogelijke alliantie. Een resolutie van 2 oktober 1605 laat zien hoe de Raad van State over deze kwestie dacht. Het advies van de Raad van State was vooral praktisch van aard. De Staten besloten enige artikelen op te stellen over de wederzijdse bescherming van de handel en de vrije in- en uitvaart van oorlogs- en koopvaardijschepen. Een verdere alliantie zou men niet in overweging nemen.
‘vruntschap & vrye trafficque int aencomen, aff varen & beschuttinge ten weder syden, als oock van arresten & represalien niet te verlenen, inde beste formen stellen mogen, insgelycx dat die Schepen van oorloge van dese Landen inde havens van Syne Majesteit sullen mogen comen & provisien coopen…’
Genoteerd tijdens de vergadering van de Staten-Generaal op 2 oktober 1610, Nationaal Archief, archief van de Staten-Generaal, inv.nr.-3164, f. 356.
Het was de joodse koopman Samuel Pallache uit Tétouan die een sleutelfiguur werd in de betrekkingen tussen Marokko en de Republiek. Hij beschikte over vele contacten in Europa. In1608 bezocht Pallache Amsterdam. Na terugkomst in Marokko was hij onder de indruk van de macht en rijkdom van de Republiek en wist hij de sultan ervan te overtuigen dat hij hem benoemde tot Marokkaanse gezant in de Republiek. Als gevolg van de Engels-Spaanse vrede in 1604 was de regelmatige aanvoer van wapens vanuit Engeland verminderd, de sultan hoopte dat de Republiek de rol van wapenleverancier op zich wilde nemen. In1609 reisde Pallache in gezelschap van Pieter Coy naar Den Haag. Pallache wist enkele Hollandse oorlogsschepen naar Marokko te halen en de sultan stuurde als dank een gezantschap naar Den Haag.
De onderhandelingen over een verdrag verliepen moeizaam omdat de interesse van de Republiek was afgenomen nu met Spanje zojuist het Twaalfjarig Bestand tot stand was gekomen. Desondanks kwam erop 24 december 1610 een verdrag tot stand. Dit was een uniek moment in de Marokkaanse geschiedenis. Het vormde de eerste officiële overeenkomst die ooit tussen Marokko en een Europees land was gesloten.
Leestips:
- Abdelkader Benali, Reizigers van een nieuwe tijd: Jan Janszoon, een Nederlandse piraat in Marokkaanse dienst, Amsterdam, 2020.
- Herman Obdeijn en Pablo de Mas, Geschiedenis van Marokko. Amsterdam, 2012.
- Herman Obdeijn en Abdelkader Benali, Marokko door Nederlandse ogen 1605-2005, Amsterdam, 2005.
- Maartje van Gelder, Tussen Noord-Afrika en de Republiek: Nederlandse bekeerlingen tot de islam in de zeventiende eeuw, in Tijdschrift voor Geschiedenis, Vol.126 (1) (2013) p.16-33.
- Gerard Wiegers, Samuel Pallache: koopman, kaper, diplomaat tussen Marrakesh en Amsterdam, Amsterdam, 2014.