Van grote opwinding is in de resoluties van de Staten Generaal zelden iets te merken. De toon is zakelijk, bondig en onovertroffen eufemistisch. Wie niet beter weet, trekt gemakkelijk de conclusie dat de vergaderingen van de hoogmogende heren zonder noemenswaardige uitzondering kalm, emotieloos en daadwerkelijk resoluut verliepen. Niets is minder waar natuurlijk: juist in de vroegmoderne tijd stond de politiek stijf van machtsspelletjes en relletjes, en het moet regelmatig gezinderd hebben in de vergaderzaal.
Een van de momenten waarop ik zelf graag een kijkje in de zaal had willen nemen was op 6 oktober 1617. Op die dag hield de Engelse ambassadeur Dudley Carleton een oratie die de gemoederen in de Republiek nog lang zou bezighouden. Carleton sprak namelijk over de Bestandstwisten tussen de Remonstranten en de Contraremonstranten.
In de resolutie zelf lijkt Carletons boodschap weinig aanstootgevend: hij drong volgens de griffier enkel aan op verzoening en was daarvoor door de hoogmogenden ‘ten hoochsten bedanckt’. Men verzocht hem om zijn ‘Propositie ouer te geuen by gescrifte, Omme by hare Ho[og] Mo[genden] geexamineert, ende daerop gedelibereert ende geresolveert’ te kunnen worden. Niets aan de hand, zo lijkt het.
In werkelijkheid hadden de heren met gespitste oren zitten luisteren, want Carleton stak met zijn toespraak de lont in het kruitvat van de Bestandstwisten. Hij nam daarin namelijk onomwonden stelling: de Remonstranten waren volgens hem volledig verantwoordelijk voor alle onrust. Die boodschap was koren op de molen van de Contraremonstrantse gedelegeerden. Halsreikend keken zij uit naar de geschreven tekst van de oratie. Niet om erover te delibereren en te resolveren, zoals de resolutietekst zei, maar om hem te publiceren. Want als bekend zou worden dat de Engelse koning – bij monde van zijn ambassadeur – de kant van de Contraremonstranten had gekozen, dan zou dat een enorme overwinning voor het Contraremonstrantse kamp betekenen. Oldenbarnevelt deed zijn uiterste best om de verspreiding van de tekst tegen te gaan, en waarschuwde de Statenleden nog tijdens de vergadering dat er maar één kopie van mocht worden gemaakt. Tevergeefs: twee weken later was Carletons oratie gedrukt en werd die door omlopers door het hele land verspreid.
De publicatie zorgde voor een enorme rel. Niet vaak kreeg het grote publiek een kijkje in de vergaderzaal van de hoogmogenden, en al helemaal niet wanneer daar zo’n dramatische en partijdige speech was gegeven. Overal werd er opgewonden over gesproken. In Amsterdam en Den Haag werd de speech door de Contraremonstrantse magistraten gedrukt en verspreid om de bevolking op te hitsen. Dit konden de Remonstranten niet over hun kant laten gaan. Twee van de belangrijkste Remonstrantse publicisten, Hugo Grotius en Jacobus Taurinus, werden aan het werk gezet om de oratie te beantwoorden.
Achteraf kunnen we zeggen dat op 6 oktober 1617 de Bestandstwisten hun laatste fase ingingen; de fase van de politieke pamflettenoorlog, waarin de Engelse ambassadeur het eerste schot had gelost. De discussie over Carletons oratie bleef Oldenbarnevelt tot tijdens zijn proces achtervolgen.
De resolutie zelf laat ons weinig zien van de emoties die dat eerste schot teweegbracht. Liet Oldenbarnevelt zijn ergernis blijken? Begonnen de Remonstranten van de zenuwen met hun papieren te rommelen? Lieten de Contraremonstranten hun instemming horen, zoals in het Engelse parlement vandaag de dag? Het zou kunnen. Enkele maanden vóór Carletons speech was de vergadering van de Staten van Holland nog geëindigd in ‘ghansche kijvagie ende confusie’ toen men over de ‘zweuende Kerckelycke questien’ had gesproken. Maar de resolutieteksten van de immer diplomatieke griffier van de Staten, Cornelis van Aerssen, laten van opwinding niets blijken.
Misschien is het juist die kwaliteit die de resoluties tot zo’n fascinerende bron maken: ze brengen ons ongekend dichtbij het centrum van de macht in de Republiek, maar dwingen ons ook altijd om onze verbeelding te gebruiken, om verder te zoeken, en om ons af te vragen hoe het er écht aan toeging.
Helmer Helmers is senior onderzoeker cultuurgeschiedenis bij het KNAW Humanities Cluster. Hij leidt daar het onderzoeksproject Inventing Public Diplomacy in Early Modern Europe
Ister vergadering gecompareert d’Heere Carleton Ambassadeur des Conincx van Groot Britannien, heeft gedaen seeckere Remonstrantie opte zweuende Kerckelycke questien ende differenten, ende eyntelyck daertoe instantie gedaen by last van zyne Mat dat haere Ho: Mo: souden gelieven te beantwoorden den brieff die zijne Mat aen hare Ho: Mo: heeft gescreuen inde maent van Meerte lestleden, tot accommodatie vande voors. Differenten. Daerop haere Ho: Mo: zijn Mat hebben ten hoochsten bedanckt voorde Conincklycke sorge die hy continueert te dragen voorden welstant, ruste, ende vrede, mitsgaders de verseeckertheyt vanden Staet deser landen, ende oock den Heere Comparant voor syn aduys totte voorsz. accommodatie; versoeckende dat zijn E. gelieve de voorsz. syne gedaen Remonstrantie, ende Propositie ouer te geuen by gescrifte, Omme by hare Ho: MO; geexamineert, ende daerop gedelibereert ende geresolveert te werden,
Resolutietekst 6 oktober 1617 (NA 1.01.02, 3176, fol. 272)